Baduhenna
Wij zijn een groep vrijwilligers die zich bezighoudt met de archeologie van onze woonplaats; georganiseerd in de Stichting Regionale Archeologie Baduhenna. De kern van onze activiteiten betreft het Archeologisch Museum. Daarbij horen educatie en voorlichting op het terrein van lokale archeologie. Graag vertellen wij de inwoners van Heiloo – en zeker ook andere geïnteresseerden – over het verleden aan de hand van de resultaten van archeologisch onderzoek. En er is veel te vertellen aan de hand van de objecten – enkele wel duizenden jaren oud – die wij in ons museum tentoonstellen.
Wij krijgen bij kennismaking veel de vraag over onze naam “Baduhenna”
De slag in het heilige woud
De naam Baduhenna verwijst naar het heilige woud van godheid Baduhenna uit het begin van de jaartelling waar volgens de Romeinse schrijver Tacitus (Annales IV, 72, 73, 74) in 28 na Chr. een belangrijke slag tussen de Romeinen en de Friezen plaatsvond. Volgens Tacitus zijn er bij deze slag ruim 1300 Romeinse soldaten gesneuveld.
Aangezien de aanval van de Romeinen op de Friezen vanuit het fort Flevum (bij Velsen) plaatsvond, vermoedt men dat deze slag in Noord-Holland gezocht moet worden. Gezien de verklaring van de naam Heiloo, namelijk ‘heilig bos’, wordt Baduhenna wel met Heiloo geïdentificeerd. Zeker is dit niet, maar de slag in het Baduhennawoud zal waarschijnlijk wel ten noorden van Velsen plaats hebben gevonden.
Tacitus ANNALES IV,60/75
Hoofdstuk 72
. 4.72.1. In hetzelfde jaar zijn de Friezen, een volk aan de overkant van de Rijn, in opstand gekomen, meer als gevolg van onze eigen inhaligheid dan uit misnoegen over hun onderwerping. Drusus had hen een matige belasting opgedragen met het oog op hun beperkte middelen, namelijk om voor militair gebruik runderhuiden in te brengen, zonder dat iemand zich er ooit druk om had gemaakt welke kwaliteit en welke afmeting zij moesten hebben, totdat Olennius, een van de primipili, aangesteld om de Friezen te regeren, huiden van oerossen uitkoos, naar het formaat waarvan hij ze wenste te ontvangen.
. 4.72.2. Deze belasting, ook voor andere volken al een zware opgave, werd bij de Germanen des te moeilijker verdragen omdat zij wel wouden hebben, rijk aan kolossale wilde dieren, maar stalvee van slechts bescheiden omvang. En aanvankelijk leverden zij de runderen zelf in, daarna hun akkers, tenslotte stonden zij hun vrouwen of kinderen als slaven af.
. 4.72.3. Hieruit kwam wrok voort en geklaag en toen er geen verlichting kwam probeerden ze een oplossing te forceren door middel van oorlog. De soldaten die voor de inning van de belasting aanwezig waren werden gegrepen en aan de galg geknoopt: Olennius wist door een vlucht zijn vijanden te vlug af te zijn en trok zich terug in een versterking dat de naam ‘Flevum’ droeg. Daar bewaakte een niet onaanzienlijke menigte burgers en bondgenoten de kust van de Oceaan.
Caput LXXIII
Hoofdstuk 73
4.73.1. Zodra dit bij Lucius Apronius, de pro-praetor van Beneden-Germanie, bekend was geworden, ontbood hij de eenheden van de legioenen uit de Boven-Provincie alsmede uitgelezen infanterie en cavalerie van de hulptroepen en voerde beide legereenheden de Rijn af naar de Friezen. Het beleg van het fort was toen al opgeheven en de opstandelingen waren weggetrokken om hun eigendommen te verdedigen. Derhalve verstevigde hij de estuaria in de buurt met dijken en veenbruggen om daar de zwaardere legertros overheen te voeren.
4.73.2. En na intussen doorwaadbare plaatsen gevonden te hebben gaf hij een ruiterafdeling van de Canninefaten en wat er aan Germaanse ruiters tussen de onzen diende de opdracht om met een omtrekkende beweging in de rug te komen van de vijanden, die, al voor een veldslg opgesteld, de cavalarie van de bondgenoten en de te hulp gezonden ruiterij van de legioenen onder zware druk zetten. Toen zijn drie lichtgewapende cohorten en daarna weer twee en, nadat er vervolgens enige tijd tussen verlopen was, de ruiterij van de bondgenoten opafgestuurd. Hoewel die sterk genoeg zouden zijn geweest als zij tegelijk aangevallen hadden, hebben zij nu, omdat ze bij tussenpozen gearriveerd waren, enerzijds niets bijgedragen aan het moreel bij de soldaten die al in verwarring gebracht waren en anderzijds werden zij door de schrik van de vluchtenden meegesleurd.
.4.73.3. Toen stelde Apronius aan Cethegus Labeo, onderbevelhebber van het vijfde legioen, alles ter beschikking wat hij nog aan hulptroepen had. En ook hij, door de hachelijke omstandigheden van de zijnen in een gevaarlijke positie gebracht, verzocht dringend om de hoofdmacht van de legioenen door het zenden van boden. Toen stormden de mannen van het vijfde legioen voor de anderen naar voren en, door de vijand in een verbeten gevecht op de vlucht te drijven, ontzetten zij de cohorten en eskadrons die uitgeput waren door verwondingen. En de Romeinse aanvoerder trok niet op wraak uit noch begroef hij de gesneuvelden, ofschoon er veel tribunen en praefecten en aanzienlijke centurio’s gesneuveld waren.
4.73.4. Naderhand is men van overlopers te weten gekomen dat 900 Romeinen afgemaakt zijn in het zogenoemde Baduhennawoud nadat zij de strijd tot de volgende dag hadden weten te rekken, en dat een andere afdeling van 400 eerst de villa bezet hadden van Cruptorix, die ooit als soldaat gediend had, en elkaar neergestoken hadden toen men verraad vreesde.
Caput LXIV
Hoofdstuk 74
4.74.1. Hierna was onder de Germanen de naam van de Friezen beroemd, terwijl Tiberius de verliezen geheim hield om niet aan een ander de oorlog te hoeven op te dragen. En ook de senaat maakte zich hierover geen zorgen, of de zoom van het rijk te schande gemaakt werd. Schrik over wat zich vlakbij afspeelde had zich van hen meester gemaakt; hiervoor zochten zij een oplossing door vleierij.
Vertaling: http://benbijnsdorp.info/ann04_60.html